Als ik dit zeg tijdens een sessie krijg ik meestal een verbaasde blik terug. Zo ook in de sessie met de cliënt die ontdekte dat hij net zo minachtend naar bepaald gedrag van zichzelf keek als zijn moeder kon doen naar hem als kind. Al lange tijd had hij, samen met mij, onderzocht en doorleefd hoe zijn eigenwaarde had geleden onder de onderdrukkende en veeleisende houding van zijn moeder. Die bejegening had zijn angst aangewakkerd, zodanig dat in stress-situaties de apathie toesloeg. In het therapeutisch werk is het dan belangrijk om de onderdrukte angst en woede, die als kind geen ruimte konden krijgen, alsnog tot expressie te brengen. Dat geeft ruimte en nieuwe energie en bovenal brengt het onderscheid aan tussen de ander en het ‘ik’.
Dit hele proces had zijn eigenwaarde doen groeien en er kwam meer innerlijke vrede met de persoon die hij is, en de keuzes die hij had gemaakt. En nu ineens het inzicht dat hij met diezelfde kleinerende blik kon kijken naar wat hij voelde of deed.
Dit was ook voor mij herkenbaar. In de cultuur van het gezin waar ik uitkom werd altijd vanuit oordelen gekeken naar wat er plaatsvond, naar wat iemand deed, naar wat wij als kinderen deden en niet deden. Altijd een kritische blik, altijd zien wat er nog mankeert of niet goed is, altijd een kanttekening.
In mijn eigen ontwikkeling als persoon en als therapeut/teacher heb ik ervaren dat deze houding absoluut niet behulpzaam is bij het aankijken van gevoelens van schaamte, onzekerheid, verdriet en zeker ook niet bij het leren waarderen van eigen kundigheid en succes. Als professional hielp dit inzicht om meer met een open blik naar de ander te kijken, meer belangstellend dan kritisch, meer gewoon aanwezig dan het toevoegen van een kritische noot. Toch steekt de kritische blik nog regelmatig de kop op, vooral naar wat ik voel en denk over mezelf. Het is lastig om daar dan niet van te balen en dit als een fout te zien.
“Het is niet jouw fout”
Deze zin las ik in het boek van Tara Brach ‘Je hart als schuilplaats’. Het trof me. Hoe gemakkelijk , als vanzelfsprekend is het niet om destructief gedrag naar jezelf toe te veroordelen en als fout te zien. Immers, het kan onthutsend zijn om te ontdekken dat je het pijnlijke gedrag van ouder of verzorger zelf ook vertoont. Zowel naar jezelf als naar anderen.
De instinctieve reactie is vaak: ‘fout, moet worden weggewerkt; ik moet dat veranderen’.
We geven onszelf daarmee teveel eer. In feite maken we onszelf dan te belangrijk.
Immers, uit de systemische benadering weten we dat destructief gedrag als agressie, afkeuring, verwaarlozing, veroordeling en misbruik meestal een verschijnsel is dat al generaties aanwezig is. Het is door een complex van factoren ontstaan en doorgegeven.
In hetzelfde boek van Tara Brach werd dit als volgt beschreven:
“Onze onvolkomenheden worden gevormd en in stand gehouden door ontelbaar veel krachten. Veel mensen worden geboren met genetisch bepaalde neigingen tot angst, agressie of depressie. We groeien op in culturen die geplaagd worden door verslavingen en gewelddadigheid, door verraad en begeerte. Onze omgeving is vervuild en dat heeft op ontelbare en onkenbare manieren invloed op ons zenuwstelsel. Onze voorouders gingen vaak gebukt onder financiële problemen, kenden veel conflicten en misverstanden en gaven traumatische ervaringen door aan de volgende generaties. En hoe we onszelf en anderen behandelen wordt gevormd door hoe onze verzorgers voor ons zorgden. Al deze samenlopen van omstandigheden genereren onze pijnlijke emoties en dwangmatige gedragingen.” (Citaat uit Tara Brach ; je hart als schuilplaats, blz 192)
Toen ik dit las kreeg ik het gevoel dat het onderscheiden van destructief gedrag in de familie, over meerdere generaties, en het erkennen van dit gedrag bij jezelf al een geweldige vooruitgang is. Dat geeft ruimte en er ontstaat de mogelijkheid even met afstand naar dit gedrag te kijken.
En dan?
Dan komt het moeilijkste deel. En tegelijkertijd de mogelijkheid iets in dit ontstane systeem te doorbreken. Meestal stel ik dan de vraag: als je eens rustig kijkt naar die destructieve kant wat ga je dan voelen in je lichaam? Kun je dat helemaal de ruimte geven? Wat het ook is? Tranen, woede, pijn, schaamte, het maakt niet uit. We kijken dan in feite naar het kind die bijna ten onder ging in de destructiviteit en niks anders kon doen dan het overnemen.
Het er-laten-zijn van dat kind kan moeilijk zijn. In de veiligheid van de therapie-kamer vraag ik om vriendelijk te kijken naar dat kind. In de situatie van de cliënt die keek naar het kind in hem dat ook met afkeuring zijn eigenwaarde ondergroef kostte het moeite .Wegkijken was makkelijker. Stap voor stap gingen we van wegkijken naar kijken, van kijken naar aandachtig kijken. Toen ontstond de vriendelijkheid vanzelf. Ieders hart gaat toch open bij het met aandacht zien van een worstelend kind? Er ontstond rust en ruimte in zijn borst.
Het hart als schuilplaats
In mijn werkkamer gebeuren wonderen. We stonden iets langer stil bij de ruimte en rust in de borst van deze cliënt. Het bleek steeds gemakkelijker om vriendelijk te kijken naar de destructieve neiging. De ruimte breidde zich uit naar zijn hele romp en bekken. Wat ik dan zie is prachtig. Ik zie iemand opbloeien, opengaan en tegelijkertijd zie ik stevigheid. Een groeiende eigenheid en een grotere ruimte om iemand heen. Iemand die zichzelf ten volle draagt.
Het leert mij dat het ontwikkelen van vriendelijkheid naar onszelf en het laten groeien van zachtaardigheid het belangrijkste en tegelijkertijd het moeilijkste is.
Elly Meyles
Den Haag, augustus 2017
Comments